|
Hardmoors '42'
Hard: 'Not easy; requiring great physical or mental effort to accomplish or comprehend or endure'
Moor: 'An open,uncultivated tract with a sandy or gravelly soil supporting low vegetation (typically coarse grasses and Ericaceae) and occasionally scattered tree growth, particularly Pine'. 'Open land usually with peaty soil covered with heather and bracken and moss'.
55 miles: 55 x.1609344 = 88,51392 kilometres
Oftewel: 'Hardmoors 55' betekent een ruim 88 kilometer lange, niet gemakkelijke, koers over de heide die grote fysieke en mentale inspanning vereist om te kunnen volbrengen laat staan te begrijpen (waar je mee bezig bent)'.
Geen enkele taal dan het Engels is beter in staat om in één woord en één getal de ervaring van een hele dag afzien samen te vatten.
Eén getal ontbreekt echter, en wel het meest essentiële. Want de 'heide' van de North York Moors tussen Helmsley en Guisborough is niet hetzelfde als de zacht glooiende purperen heide op bijvoorbeeld de Veluwe of in Drenthe. Het ontbrekende getal is 2700, zijnde het aantal hoogtemeters.
De start was, gelet op wat ons die dag te wachten stond, aan de late kant. Pas om 9 uur vertrokken circa 130 lopers, allemaal voorzien van zware rugzakken met daarin de verplichte uitrusting, vanaf de nogal spookachtige ruïne van Helmsley Castle (het logo van de Hardmoors). Voldoende voeding en water, een noodslaapzak, handschoenen, muts, OS kaart en regendichte kleding behoorden tot de verplichte spullen waarop bij de start werd gecontroleerd. Twee jaar geleden zijn er tijdens een natte en koude editie diverse lopers onderkoeld geraakt en daar heeft men van geleerd.

De Hardmoors 55 volgt het westelijke gedeelte van de Cleveland Way, een 'National Trail' van 110 miles die het North York Moors National Park in noord Engeland omcirkelt. Het oostelijke deel volgt de klifranden van de Noordzeekust tot aan Filey. De route is niet moeilijk te volgen (zei men) omdat hij voorzien is van duidelijke vaste bewegwijzering (zei men). Het symbool is een eikel (er waren momenten later op die dag dat ik mezelf erg op dat symbool vond lijken...).
De eerste 9 miles (wat heb ik een hekel aan die miles, onwillekeurig denk je steeds in kilometers en dan is het altijd weer 160% verder dan je denkt) volgden een gemakkelijk pad in westelijke richting door bossen en landerijen. Dit gedeelte eindigde bij de Sutton Bank met het bekende 'White Horse' figuur op de flanken van de heuvel. Daarna volgde een lang stuk (20 kilometer) in noordelijke richting langs de westrand van het ongeveer 300 meter hoge plateau. Ook dit deel was goed beloopbaar en halverwege werd de natuur om ons heen steeds mooier toen we de echte moors betraden. Uitgestrekte heidevelden afgewisseld door rotsachtige heuveltoppen. Het pad als een slingerend zilverwit lint tot aan de horizon. Schapen en de 'Red Grouse' ofwel het Schotse Sneeuwhoen. Zon en wolken. En naar het westen toe een magnifiek uitzicht over het laagland van de Vale of Mowbray. Prachtig.

Bij het dorpje Osmotherley moesten we afdalen voor de controle in de Village Hall aldaar (dit is geen stadhuis maar het dorpshuis, een soort danszaaltje). Hier waren rijke spijzen uitgestald waar we ons aan tegoed konden doen. Dit was het 35 km punt waar ik om ongeveer één uur 's middags arriveerde, ruim een uur voor de 'cut off' time. No worry dus. Gemiddelde ruim boven boven de 8 km/uur. Hoezo Hardmoors?
In de beschrijving van de route voor wandelaars staat echter het volgende: 'Dag 3 (Osmotherley - Clay Bank) is zwaar. Daar passeer je vier moors gescheiden door kleine dalen en dat is telkens 100 - 150 hoogtemeters. Een echte rollercoaster. Ik had dus gewaarschuwd kunnen zijn. En inderdaad, spoedig ging het stevig omhoog richting de eerste top, de Carlton Moor. Een ruige, winderige top waarop een paar monolieten staan. Er stond ook iemand in een oranje hesje met het woord 'Marshal' er op. Een geheime controle! We hadden namelijk een geplastificeerd kaartje bij ons met twaalf vakjes die allemaal doorboord moesten worden met een verschillend gaatjespatroon. Op de controlepunten stonden ofwel marshals met kniptangen of men had ze daar aan een koordje opgehangen, de zogenaamde 'selfclips'. Bij de start hadden we de posities van die selfclips in onze kaarten moeten markeren en vervolgens was het aan ons om de kleine, fel oranje gekleurde, tangetjes te vinden. De meeste selfclips waren 'verstopt' op de hoogste punten van de heuvels.

'There is a storm front coming up behind you'. Ik keek om in de richting waarheen de marshal wees en zag een loodgrijze lucht opkomen met donkere regengordijnen er onder. Oeps... Dat was niet voorspeld. Het enige voorspelbare van het weer op de Moors is echter dat het onvoorspelbaar is.
En ja hoor, na een kwartier begon het te regenen. Dat was het ergste niet, maar wel dat ik binnen vijf minuten bijna op mijn rug lag. De leisteenplaten waarmee het pad schots en scheef geplaveid was bleken spekglad geworden te zijn. En juist toen volgden er vier toppen: Carlton Bank, de twee toppen van Cringle Moor en tot slot de griezelige Wainstones. Elke top betekende steil omhoog en omlaag over gladde en ongelijke rotstrappen. Toen ik aan de afdaling van de eerste Cringle Moor begonnen was, ontdekte ik tot mijn schrik dat ik de selfclip vergeten was! Een halve mijl terug dus op zoek naar het nietige oranje tangetje dat bovenop de top aan een paaltje in de wind hing te bungelen.
Inmiddels begon ik tijd te verliezen omdat ik erg langzaam afdaalde op de gladde stenen (één keer ging het wat sneller, maar dat was omdat ik toen op mijn rug naar beneden gleed). Na de Wainstones (een top met grote zwarte rotsblokken er op) daalden we af naar de Clay Bank parkeerplaats waar yerrycans met water waren neergezet. Ze waren al bijna leeg, een teken dat al heel wat lopers me voorgegaan waren. Maar die hadden de toppen nog met droog weer kunnen nemen. Toen ging het weer omhoog naar het hoogste punt van de Moors, de Round Hill (454) meter. De ondergaande zon kleurde de heuvelflanken bloedrood, een prachtig gezicht. Toen was het voorlopig gedaan met de heuvels en volgde er een lange en vlakke zandweg langs oude menhirs en 'cairns' die oostwaarts voerde in het snel donker en kouder wordende desolate heidegebied. Hier heeft vroeger een spoorweg gelopen, de Ironstone railway line, vandaar dat het pad zo recht en vlak is.
Ik had al ruim een uur niemand meer voor of achter me gezien. Er waren ook geen bordjes meer met de tekst 'Cleveland Way'. Het licht van mijn hoofdlamp boorde een smalle tunnel in de duisternis waarin knorrende geluiden klonken (vogels?) en het geklots van mijn eigen waterzak. Af en toe een zijpad en de zoveelste donkere menhir. Sterren prikten tussen de wolken door. Nog een uur lopen. Nog geen wegwijzer. Volgens de kaart had ik al lang bij Blowarth Crossing moeten zijn, waar ik scherp naar links had moeten draaien richting het gehucht Kildale waar de volgende bevoorrading was. Diezelfde kaart vertelde me echter ook dat ik mijlenver de diepten van de Moors zou inlopen als ik die afslag zou missen. Daar hield zelfs de kaart op. Had ik dan toch één van die zijweggetjes moeten nemen? Ik kon me herinneren dat bij één ervan een paaltje stond dat ik genegeerd had. Het werd koud, handschoenen aan en een extra shirt. Opeens toch een paaltje met een eikelsymbool, rechts van de weg. Zonder tekst. En het wees naar een smal modderig paadje dat rechtsaf een moerasgebied met hoog riet en diepe waterplassen in dook. Maar ik moest toch linksaf? Ik zag ook geen voetstappen van lopers meer. De twijfel sloeg toe. Ik besloot om te keren, richting de autoweg die ik zo'n drie uur geleden gepasseerd was als laatste teken van de bewoonde wereld. Beter dan hier te moeten overnachten in mijn noodslaapzak. Ik had trouwens bijna geen water meer. Zo gezegd zo gedaan.

Tot mijn opluchting zag ik na een kwartier drie lichtpuntjes naderen. Lopers! Ik liep ze tegemoet en het bleek dat één van hen hier vorig jaar ook gelopen had. Zij zaten er echter doorheen en één van hen was onderkoeld aan het raken en bibberde hevig. We besloten bij elkaar te blijven. En wat bleek? Het paadje naar het 'moeras' waar ik omgekeerd was kwam na nog geen honderd meter uit bij het kruispunt van Blowarth Crossing. Daar stond een wegwijzer met de tekst 'Cleveland Way'. En die wees naar links. Linksaf en toen nog een mijl of 6 struikelend over losse stenen door het donker naar Killdale. Opeens begon de weg te dalen en doemde er heel in de verte aan de horizon een zee van oranje stadlichten op: Middlesbrough. Nog een steile bochtige afdaling over een verharde weg en we waren in Kildale. De geheimzinnige loper wiens lichtje ik al een hele tijd achter me had gezien en die leek in te houden als ik ook inhield, haalde me nu in. 'See you in a moment'.
In de Village Hall werden we opgewarmd met hete koffie. Hier, op het 42 mijlspunt, was de cutoff time om 2100 en tot mijn schrik was het al half negen. We hadden veel tijd verloren omdat er heel voorzichtig gelopen moest worden op de donkere met keien bezaaide weggetjes. Er was nu nog 13 mijl (zo'n 20 km) te gaan met daarin nog de beklimming van Roseberry Topping. Dat zou in het donker meer dan drie uur gaan duren. De loper die achter me aan zat stelde zich voor als de 'sweeper' (naloper), volgens hem zat er verder niemand meer in de race. Wij kregen het dringende advies om niet verder meer te gaan (dan kon hij er ook mee ophouden :-).
Zucht. Dat was het dan. Zo werd de Hardmoors 55 een Hardmoors 42. Dat klinkt treurig, maar zo ervaar ik het niet. Inclusief het verkeerd lopen en teruglopen was het een bijna 70 kilometer lange belevenis die ik niet snel zal vergeten. Aansprekende tijden loop ik op dit soort trajecten al lang niet meer, maar daar gaat het niet om. Het gaat om de belevenis. Ik vergelijk het wel eens met het vanachter glas bekijken van de natuur. Pas als je naar buiten gaat ervaar je echt hoe die is. Tijdens het lopen van een ultra als deze gaat het nog een stapje verder: alsof er nóg een glazen wand wordt weggeschoven, waardoor je alles nog intenser en directer ervaart dan bijvoorbeeld tijdens een ontspannen zondagmiddagwandeling. Er ontstaat een rechtstreekse dialoog met de natuur, een beetje zoals de dieren zelf in de natuur leven en overleven.
Toen ik in de bus de volgende dag terugreed naar Middlesbrough kwamen alle toppen weer langs. Daar ben ik allemaal in één dag overheen gelopen (behalve de Roseberry dan). En dan mag je toch best wel een beetje trots zijn. Hardmoors 55: DNF, Hardmoors '42': finisher!
Misschien is dit meer een reisverslag geworden dan het relaas van een (hard)loopwedstrijd. En dat klopt eigenlijk ook wel, want bij dit soort tochten gaat het lopen als sport steeds meer over in een soort van reizen.
|
|
|
Struinen door Texel
Met het oog op de Hardmoors heb ik vandaag bij wijze van training een rondje Texel gelopen. De afstand kwam overeen met de '60 van Texel' en ook het parcours leek daar sterk op, hoe kan het ook anders als je hetzelfde eiland rondloopt.
Er waren wel een paar kleine verschillen. Zo ben ik niet alleen bij de Teso gestart maar daar ook weer gefinished en niet in den Burg zoals de '60' dat doet. Vanaf de Veerhaven ben ik echter niet de Hors opgelopen, maar langs de Mokbaai naar Den Hoorn en vandaar langs de duinrand naar de Staatsbossen. Die wilde ik doorkruisen om zo bij de Westerslag op het strand uit te komen. Dat leverde echter de nodige extra kilometers op omdat ik verdwaald raakte op de kleine bospaadjes, maar met hier en daar de weg vragen aan trimmers lukte het eindelijk om het strand te vinden. Die bossen zijn groter dan je op voorhand zou denken!
Net als de '60' ben ik vanaf de Koog langs de Muy het Sluftergebied in gegaan. Waar de '60' echter al vrij snel voor het fietspad koos ben ik zo lang mogelijk de zompige trails over de Slufter blijven volgen om uiteindelijk weer via datzelfde fietspad bij de Texelse vuurtoren uit te komen. Daar was het na 30 kilometer tijd voor een minuutje of 10 rust met koffie en appelgebak.
Over het strand heb ik de vuurtoren (waar de Knip ergens geboren moet zijn) en het meest noordelijke puntje van het eiland gerond en vervolgens ging het langs de Waddenzijde van de dijk weer zuidwaarts. Hier kwam de wind op kop te staan, en dat was sloopwerk met die windkracht vier á vijf. Vanaf het noordelijkste puntje van het eiland is het toch al gauw 20 kilometer tot aan Oudeschild.
Natuurlijk heb ik weer een bezoekje gebracht aan de Hoge Berg met zijn bloeiende crocussen en aan het graf van Jan Knippenberg. Omdat ik de boot van 1700 niet meer zou gaan halen en de beste kantjes er na zeven uur lopen wel van af waren, het ik de laatste vijf kilometers over de saaie Pontweg maar in een rustig loop/wandeldrafje afgelegd.
Concluderend kan ik stellen dat het een goede training is geweest en dat ik zeker in de laatste helft met wind tegen behoorlijk diep ben gegaan. Texel biedt natuurlijk een prachtige entourage en door het grijze (maar niet koude) weer was het ondanks het staartje van de voorjaarsvakantie niet eens erg druk. In het Sluftergebied kreeg ik zelfs weer de bekende steppenervaring in een uitgestrekte leegte waar ik amper een mens tegenkwam. Wat is dat gebied mooi zeg! Door dit soort terrein loop ik het liefst: uitgestrekt, glooiend, ruig. Hier krijg je het gevoel dat het menselijk lichaam daarvoor gebouwd is, het 'past' gewoon bij elkaar.
Texel heeft twee gezichten. Qua natuur heeft de westkant verreweg het meeste te bieden, de duinen en de natuurreservaten zijn werkelijk schitterend en hebben, zeker in deze tijd van het jaar wanneer de toeristenstroom nog niet op gang is gekomen, iets majestues ongerepts. Het midden (met uitzondering van de Hoge Berg) en het westen bestaan grotendeels uit, door fantasieloze rechte wegen doosneden, monotone weidegebieden, hoewel er vlak achter de Waddendijk mooie overstromingsbiotopen zijn gecreëerd.

Texel heeft vandaag zijn ziel aan mij blootgelegd en ik heb er van genoten. Maar zwaar was het wel en vanaf nu moet ik het tot aan 17 maart weer echt wat rustiger aan gaan doen.
|
|