
Zes keer heb ik de “Bos-

Maar desondanks zei een streng innerlijk stemmetje ‘wees deze keer nou eens verstandig!’. Verstandig was ik zeker en dus verruilde ik de 62 km voor de 43 km. Geen lus door de Schoorlse Duinen, waar de venijnigste klimmetjes liggen. En natuurlijk is er dan tijdens het lopen altijd zo’n moment waarop een ander stemmetje fluistert: ‘Jòh, het gaat toch best lekker, waarom pik je die extra lus er gewoon niet tóch bij?’. Niet doen dus. Met als gevolg dat ik voor het eerst na de camper-post van Willem in Bergen aan Zee het speciaal voor de ‘marathon’ toegevoegde extra lusje liep. Daar was ik nog nooit geweest, spannend! Vooral spannend door de twee enorme loslopende hazewind-honden die me met hun neus plat tegen de grond gedrukt bewegingloos en met grote ogen aanstaarden. Ze lagen zo stil dat ik eerst dacht dat het beelden waren.

Geen baas of niemand te bekennen. Ik dus overschakelen naar een niet-provocerend rustig sluip-pasje en er met een grote boog omheen geslopen. Pffft…, dat liep goed af. Want de herinnering aan een zelfde type hond dat me op het strand bij IJmuiden letterlijk tegen de grond sprong was weer levendig aanwezig. Na voltooiing van dat lusje, waarin ook nog een stukje strand zat, kwam ik weer langs Willem die druk bezig was om de post op te doeken. Andere lopers zag ik niet meer – en tot aan de finish in Castricum zag ik alleen nog maar wandelaars van de LAT. Heel veel wandelaars. Veel meer dan ik bij eerdere deelnames gezien had. Vermoedelijk was ik midden tussen het hoofdpeloton van de 25 km wandelaars beland. Wel gezellig overigens.

Ik was in een niemandsland terechtgekomen dat zich uitstrekte tussen de marathonlopers die al voor mij uit gesneld waren (de meeste zo te zien) en de ultralopers die nog ergens in de bossen bij Schoorl rondhingen. Maar door de aanwezigheid van de wandelaars was ik nooit écht alleen. En ik kon ze ook allemaal inhalen (!). Het finishen in Castricum was ook wel apart. Er was geen loper te zien in het clubhuis van Vitesse! Waren de marathonners al naar huis? De 60-plussers waren er natuurlijk nog niet, want niemand heeft de ultra binnen de 5 uur gelopen. Dus had ik de tafel van Annemarie en haar helpsters alleen voor mezelf en verliep de procedure om het certificaat te krijgen lekker snel.

Best wel leuk, die ‘marathon’. Eigenlijk de ultra in vestzakformaat. Een zakflacon endorfine. Een pittig dingetje, maar duidelijk lichter dan de ultra met zijn Klimduin en Jan Bas zijn tuintje.
Maar uit mijn knie leek een stemmetje te klinken dat zei: ‘Dank je wel!’

14 april 2018
Bos-
43,8 km 466 phm
5u03m26s
Route




















Vandaag had ik een vrije dag en met het ook op de ultra’s van dit najaar had ik me voorgenomen om weer eens een wat langere duurloop te doen. Dat werd opnieuw een route door Noord-Holland en wel (een aangepaste versie van) de zogenaamde ‘pontjesroute’. Die heet zo omdat er een aantal keer met kleine pontjes moet worden overgestoken. Ik ben gestart in Uitgeest en heb vervolgens een grote ronde linksom het Uitgeester- en Alkmaardermeer gelopen met een uitstapje naar de Rijp en Graft in de Schermer. Na anderhalve kilometer bedacht ik me dat ik vergeten was om uit te checken zodat het me beter leek om weer terug te keren naar het station. Zo kwam er dus 3 kilometer extra bij. Het eerste pontje was het Molletjesveer bij West-Knollendam. Op de website staat: ‘Pontje Molletjesveer is een zelfbedieningspontje dat (langzaam) voortbeweegt met een groot wiel waarmee je het pontje mee langs een ketting trekt. Dat is doorgaans flink werken.’ Nou, dat heb ik geweten. Samen met een andere (fiets-)passagier hebben we ons letterlijk een slag in de rondte gedraaid en ik was bekaf toen we de overzijde bereikt hadden. Energie die ik later op de route goed had kunnen gebruiken. Het tweede pontje was een stuk gemakkelijker. Het was de gemotoriseerde ‘Jan Hop’ bij Spijkerboor. Een echt mini-pontje waarmee de vriendelijke schipper je voor 80 cent (met fooi 1 euro) over vaart. Voordat ik de pont nam heb ik in ’t Heerenhuis een cappucino gedronken. Ik had toen zo’n 16 kilometer afgelegd maar het leken er veel meer. Een slecht teken.
Vandaar ging het naar het historische de Rijp en Graft. Noord-Hollandse glorie, maar het genot daarvan werd een beetje verzuurd doordat ik me toen al, na 20 kilometer moe en futloos begon te voelen. Bij Graft dacht ik serieus over om de lus door via Grootschermer maar over te slaan. Toch ben ik daar rechtsaf gegaan en dat was maar goed ook, want de route langs Noordeinde en Driehuizen (wat mooi is dat dorp!) was honderd procent de moeite waard. Vanaf Noordeinde ben ik dus inderdaad afgeslagen naar Driehuizen zodat ik Grootschermer rechts heb laten liggen. Daarmee compenseerde ik de 3 kilometer die ik in Uitgeest extra had gelopen. Na West-Grafdijk volgde er een saai en taai stuk langs de N244. Het fietspad lag achter de dijk waardoor er van het Alkmaardermeer niet zo veel te zien was.
Hoe dan ook, er zal nog heel wat moeten gebeuren wil die 100 kilometer Indian Summer Trail een succes worden. Begin oktober nog een test van 40 á 50 kilometer en dan weet ik of ik daar wel of niet ga starten.

Ik zal heel wat jaren in de tijd terug moeten gaan om bij een stadsmarathon uit te komen. 2008, Amsterdam. In 2009 liep ik nog enkele 100% asfalt-marathons (Gilze, Athena). Sindsdien waren er nog wel een paar ultra’s op asfalt, zoals de Rondjes Amsterdam en Haarlem. Maar het accent is toch vooral op het traillopen komen te liggen, op een natuurlijke ondergrond. Dus toch wel een bijzondere ontwikkeling dat ik ineens weer geïnteresseerd ben in snelheid. Misschien om te bewijzen dat ik het tempolopen nog niet helemaal verleerd ben.
Leiden is met een dikke 700 deelnemers geen grote marathon, maar kan wel bogen op een rijke traditie, een perfecte organisatie en een warme en enthousiaste entourage. De start is massaal, omdat de bijna 2500 halve-marathonlopers tegelijk met de marathon starten. Maar dat werd allemaal in goede banen geleid door middel van startvakken. Het Wilhelmus, gezongen vanaf het bordes van het stadhuis, gaf een plechtig en enigszins theatraal tintje aan de start. Met een tijd van 3u53min heb ik er meer uitgehaald dan ik verwacht had. Ja hoor, ik kan het nog steeds. Bijzonder was het moment, zo rond de 30 kilometer, dat ik op vetverbranding overschakelde. Terwijl nogal wat lopers om mij heen de man met de hamer tegenkwamen voelde ik een nieuwe energiebron, alsof er een grote kaars in mijn binnenste was aangestoken. Dat resulteerde in een waarachtig runners high, hoewel het beruchte interval tussen de 34 en de 39 kilometer toch wel even doorbijten was, met name vanwege de oplopende temperaturen in de felle zon boven het warme asfalt. Het werd als gevolg daarvan geen ‘negative split’, maar het verval bleef beperkt tot minder dan 2 minuten. Voldoende vlak dus.
