Als voorbereiding op een ultra loop ik meestal enkele ‘trainingsmarathons’. Omdat ik al zo vaak in de omgeving van Haarlem train zoek ik daarvoor ter afwisseling gebieden uit die wat verder van huis liggen en waar wat te zien is. Lopen als een toerist dus. Lange duurlopen waarbij tijd geen rol speelt zijn een uitstekende manier om plekjes te bezoeken waar je normaal gesproken nooit komt of aan voorbij rijdt.
Tulpenvelden bij Anna Paulowna
Dit keer was het voormalige eiland Wieringen aan de beurt. Start- en finish lagen bij het NS-station van Anna-Paulowna. Het verste punt was de haven van Den Oever, vlak bij het begin van de Afsluitdijk. De route van bijna 50 km liep met de wijzers van de klok mee. Heen langs de wadden van Balgzand en Breehorn, terug via een diagonaal dwars door Wieringen heen en met een boog rond de zuidzijde het Amstelmeer.
Zicht op de keileem-rug bij Vatrop en Oosterland
Wieringen is al heel oud. Het is een in de ijstijd opgestuwde rug van keileem. Als je vanaf de Amstelmeerdijk komt aanlopen kun je dat goed zien en voelen. Het gaat voelbaar een stukje omhoog. Zodra je die ‘hobbel’ hebt genomen maakt de verlatenheid van de kale, met kaarsrechte wegen doorsneden vlakten van de Kop van Noord-Holland plaats voor een echte ‘eilandse’ intimiteit. Slingerende weggetjes omzoomd met oude bomen, met bloemen bezaaide ommuurde erfjes en kleine dorpjes. Op het kruispunt van de Strooërweg en de Smerperweg ligt op een plek waar vanouds een mystiek krachtveld wordt ervaren de zogenaamde ‘Heidense Kapel‘ , een in 2016 gereconstrueerd heiligdom dat daar vanaf ca. 700 stond.
De ‘Heidense Kapel’
De hele entourage doet denken aan die van de Hooge Berg op Texel. Amper 10 meter boven NAP, maar voor het gevoel op de een of andere manier tot in een onzichtbare sfeer omhoog reikend. Je staat er buiten de tijd. Hier zouden twee ‘Leylijnen‘ (geleidelijnen) elkaar kruisen, die je met een wichelroede zou moeten kunnen meten en waar ook dieren gevoelig voor zouden zijn. De overeenkomst tussen Wieringen en Texel is trouwens niet zo vreemd, omdat ze ooit één groot eiland gevormd hebben.
Haven van Den Oever
Lange-afstands hardlopen sluit goed bij zulke mystieke plaatsen aan. Hardlopen (maar ook wandelen) zijn mystieke bewegingen waaraan je de ‘oer-mens’ ontwaart. Iedereen die een uren- of dagenlange voetreis maakt kent deze ervaring die aan de pelgrimstochten ten grondslag ligt. Als je dan ook nog een door kerktorens gemarkeerde Leylijn op een ‘geheim eiland’ mag volgen gaat het lopen op een wonderbaarlijke manier helemaal als vanzelf. Dat kan misschien verklaren waarom ik vandaag zo onvoorstelbaar gemakkelijk liep, terwijl ik me thuis nog zó futloos en grieperig voelde dat ik me afvroeg of ik wel moest gaan.
De wierdijk
Toen ik na de oude wierdijk overgeklommen te zijn Wieringen achterliet leken de vleugeltjes van mijn schoenen afgenomen te zijn. De eindeloos lange Lotweg richting Wieringerwaard was met tegenwind en onder de deprimerend lage grijze luchten nog een behoorlijke test voor het doorzettingsvermogen. Toen moest ik opeens denken aan mijn diensttijd, toen we in die omgeving ‘gedropt’ werden en in een zwaar onweer onze weg terug moesten zien te vinden. Dertig kilometer lopen met bepakking door regen, bliksem en duisternis was mijn eerste ‘ultra-beproeving’. En ik genoot er nog van ook.
Onweer boven de ‘Heidense Kapel’ op Wieringen (http://www.interessantetijden.nl/2017/10/14/heidense-kapel-wieringen/)
Rondje Wieringen
28 april 2018
49 km
ca. 6 uur netto
Er zijn (nogal wat) veellopers die hun marathons en ultra’s tellen. Vanzelfsprekend moet je dan wel weten wát je telt. Iedere hardloper weet dat een marathon 42,195 kilometer is. Maar daarmee ben je er nog niet. Want kun je een langzame trainingsloop van 43 kilometer vergelijken met een stadsmarathon die je in 3uur 15min loopt? En kun je het parcours van die stadsmarathon hetzelfde laten wegen als een trailmarathon met een paar duizend hoogtemeters waarvoor je acht uur of meer nodig hebt? En hoe tel je dan een ultra van 85 kilometer? Zijn dat zomaar ineens twee marathons? Dan heb je ook nog die ultra van 105 kilometer waarbij je na 70 kilometer moest uitstappen omdat je de cut-off tijd niet haalde.
Er zijn verschillende pogingen gedaan om een hanteerbare maatstaf op te stellen opdat de ‘marathonverzamelaars’ hun tellingen met elkaar kunnen vergelijken, bijvoorbeeld door de ‘100-marathon clubs’ die je in diverse landen hebt.
Dan lees je bijvoorbeeld het volgende:
Hardloop-evenementen van marathon afstand of langer die niet op de IAAF en / of IAU wedstrijdkalender staan tellen alleen als:
– de juiste afstand wordt gelopen ofwel 42195 meter of meer,
– de beoogde prestatie wordt geleverd, ofwel de afstand wordt afgelegd na de officiële start en binnen de tijdslimiet,
– er bewijs is van de prestatie ofwel er is een eindklassement opgemaakt,
– het hardloop-evenement minimaal 4 weken vooraf bekend is gemaakt in een internationale of landelijke loopagenda of minimaal 4 weken vooraf akkoord is bevonden door de 100 Marathon club Nederland,
– het parcours vooraf is vastgelegd,
– het parcours is gemarkeerd of zeer eenvoudig met GPS is te lopen,
– het geen groepsloop is,
– het geen trainingsloop of sponsorloop zonder wedstrijdkarakter is,
– er minimaal 3 deelnemers starten.
– Een marathon is alleen geldig voor de 100 Marathon club Nederland als hij wordt gelopen binnen 6 uur. Voor een 100KM wedstrijd is dit 15 uur. Ongeacht de hoogtemeters en aard van het parcours. Voor bergraces en trails vanaf Ultra Long is dit niet van toepassing en worden de limieten van de organisatie gehanteerd.
– Indien in de uitslag van een uurloop niet is te zien dat er is voldaan aan het vorige punt dan is de minimale afstand voor een 12 uurs 70KM en voor een 24 uurs 140km.
– Voor hardloop-evenementen zonder tijdslimiet geld een minimum snelheid van 7 min/km. Voor een marathon betekend dit een tijdlimiet van 5 uur en voor een 100KM wedstrijd een tijdslimiet van 12 uur. Leeftijd van de loper/loopster, aard van het parcours en gelopen hoogtemeters kunnen de tijdslimiet verlengen:
– Voor leden van de leeftijd 70 t/m 74 is de tijdslimiet 5:30 en voor leden 75 en ouder 6:00.
– Voor elke 500 hoogtemeters wordt de tijdslimiet met 30 minuten verlengd.
– Voor trails wordt, voor elke 42 kilometer, de tijdlimiet met 30 minuten verlengd.
– Ultra afstanden tellen als 1 enkele wedstrijd ongeacht de afstand of duur.
… en zo gaat het nog wel eventjes door…
Dan kan ik toch niet nalaten om heimelijk in mijn vuistje te lachen. Zoveel regeltjes om iets in te kaderen dat ooit is begonnen met een volstrekt arbitrair gekozen afstand van 42,195 meter… Eigenlijk komt het er op neer dat je iets telt dat eigenlijk niet bestaat. Of dat je iets telt dat je eigenlijk helemaal niet kunt tellen, want hoeveel regeltjes je ook opstelt, van een appel kun je nooit een peer maken.
Zelf hou ik ook tellingen bij, dat moet gezegd. Maar die zijn een stuk simpeler. Een ‘marathon’ is voor mij alles wat tussen de 42 en 45 km ligt en een ‘ultra’ alles wat daar qua afstand bovenuit gaat. Ongeacht hoe lang ik er over gedaan heb en of ik wel of niet de officiële finish (wat toch ook maar een denkbeeldig getrokken lijntje in het landschap is…) heb gehaald. Want elke loop boven de 40 á 42 kilometer is gewoon een klus. En wat blijkt?
Volgens mijn eenvoudige criterium heb ik op dit moment precies 200 (ultra)marathons gelopen!
En als ik dat dan toch nader zou willen preciseren dan kom ik (sinds mijn eerste marathon op 4-4-2004) uit op :
152 wedstrijden 42+ (waarvan enkele met een DNF na 42 km)
48 duurlopen 42+
Volgens het marathonclub-criterium zou ik ergens rond de 140 uitkomen, schat ik zo. Trouwens, met betrekking tot mijn eigen maatstaf heb ik ook een beetje gecheat (er zit namelijk één loop van 41,7 km bij…). Foei.
Flinke klauterpartij na de eerste strandpassage bij Castricum aan Zee
Zes keer heb ik de “Bos-Duin-Strand-ultraloop Castricum” van Willem/Annemarie Mütze i.s.m. sv De LAT gelopen. Vandaag was het mijn 7e deelname, en die was heel anders dan de vorige 6. Want dat waren allemaal 60-plussers oftewel ultra’s, terwijl ik dit keer (als 60-plusser) voor de marathon-versie heb gekozen. Die keuze had te maken met de toestand van mijn rechter knie, waaraan ik een week geleden een flinke Pes Anserinus Bursitis opliep, oftewel een ontstoken aanhechting van de Ganzenvoet pees. En dat loopt niet erg lekker, sterker nog: rust wordt ten zeerste aanbevolen. Maar hoe kun je rustig zijn als je dosis endorfine tot beneden het kritische peil is gedaald? Oftewel: er moet gelopen worden. Jaren geleden, in 2008 of zo, heb ik dezelfde blessure ook een keer opgelopen. De klachten hielden toen vijf weken aan, maar dat had me er niet van weerhouden om in die periode diverse marathons en ultra’s te lopen. Een merkwaardige vorm van ‘rust’, maar uiteindelijk was de klacht toch verdwenen.
Tussen Castricum aan Zee en Egmond aan Zee (km 7)
Maar desondanks zei een streng innerlijk stemmetje ‘wees deze keer nou eens verstandig!’. Verstandig was ik zeker en dus verruilde ik de 62 km voor de 43 km. Geen lus door de Schoorlse Duinen, waar de venijnigste klimmetjes liggen. En natuurlijk is er dan tijdens het lopen altijd zo’n moment waarop een ander stemmetje fluistert: ‘Jòh, het gaat toch best lekker, waarom pik je die extra lus er gewoon niet tóch bij?’. Niet doen dus. Met als gevolg dat ik voor het eerst na de camper-post van Willem in Bergen aan Zee het speciaal voor de ‘marathon’ toegevoegde extra lusje liep. Daar was ik nog nooit geweest, spannend! Vooral spannend door de twee enorme loslopende hazewind-honden die me met hun neus plat tegen de grond gedrukt bewegingloos en met grote ogen aanstaarden. Ze lagen zo stil dat ik eerst dacht dat het beelden waren.
De zee, de zee…
Geen baas of niemand te bekennen. Ik dus overschakelen naar een niet-provocerend rustig sluip-pasje en er met een grote boog omheen geslopen. Pffft…, dat liep goed af. Want de herinnering aan een zelfde type hond dat me op het strand bij IJmuiden letterlijk tegen de grond sprong was weer levendig aanwezig. Na voltooiing van dat lusje, waarin ook nog een stukje strand zat, kwam ik weer langs Willem die druk bezig was om de post op te doeken. Andere lopers zag ik niet meer – en tot aan de finish in Castricum zag ik alleen nog maar wandelaars van de LAT. Heel veel wandelaars. Veel meer dan ik bij eerdere deelnames gezien had. Vermoedelijk was ik midden tussen het hoofdpeloton van de 25 km wandelaars beland. Wel gezellig overigens.
Het Niemandsland (km 23)
Ik was in een niemandsland terechtgekomen dat zich uitstrekte tussen de marathonlopers die al voor mij uit gesneld waren (de meeste zo te zien) en de ultralopers die nog ergens in de bossen bij Schoorl rondhingen. Maar door de aanwezigheid van de wandelaars was ik nooit écht alleen. En ik kon ze ook allemaal inhalen (!). Het finishen in Castricum was ook wel apart. Er was geen loper te zien in het clubhuis van Vitesse! Waren de marathonners al naar huis? De 60-plussers waren er natuurlijk nog niet, want niemand heeft de ultra binnen de 5 uur gelopen. Dus had ik de tafel van Annemarie en haar helpsters alleen voor mezelf en verliep de procedure om het certificaat te krijgen lekker snel.
Zand, mooi los zand…
Best wel leuk, die ‘marathon’. Eigenlijk de ultra in vestzakformaat. Een zakflacon endorfine. Een pittig dingetje, maar duidelijk lichter dan de ultra met zijn Klimduin en Jan Bas zijn tuintje.
Maar uit mijn knie leek een stemmetje te klinken dat zei: ‘Dank je wel!’
Bollenvelden bij Wimmenum
14 april 2018 Bos-Duin-Strand-ultraloop Castricum 43,8 km 466 phm 5u03m26s Route
Dit citaat is van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus en gaat over twee Romeinse nederzettingen bij Velsen, ter hoogte van waar nu de Wijkertunnel ligt. Daar stroomde vroeger de Oer-IJ, de meest noordelijke vertakking van de Rijn. Nu ligt er het Noordzeekanaal. Het betrof forten met steigers waar schepen konden afmeren. Castellum Flevum was één van de legerplaatsen die de noordelijke grens van het Romeinse rijk beschermden. Via de Vecht en de Oer-IJ konden schepen het grote fort Trajectum bij Utrecht bereiken. Bij Castricum kwam de Oer-IJ in de Noordzee uit. Het fort werd bewoond van 14 tot 47 n. Chr. Na diverse aanvallen door de Friezen werd het verlaten. Tacitus heeft als één van de weinigen de twee forten bij Velsen beschreven. Het tunneltje onder de A9 bij Velserbroek is daarom naar hem genoemd.
Op de een of andere manier maakt het zien van die naam me strijdlustig. Dat zal niet door de letterlijke betekenis ervan komen: ‘de stille, de zwijgzame’. Alhoewel ook ik geen grote prater ben. Misschien herinnert dit woord me wel aan mijn Gymnasium tijd, toen ik 5 uur in de week Latijn moest studeren. Wat ik overigens heel interessant en leuk vond.
Die strijdlust (of beter gezegd, de adrenaline die door het ten strijde trekken wordt aangemaakt, kon ik vandaag goed gebruiken. Een duurloop van 40 kilometer bleek een behoorlijke opgave te zijn op deze ‘eerste echte lentedag’ van 2018. Na de koude aanloop van het voorjaar heeft een temperatuur van 21 graden een behoorlijke impact.
Route (het tunneltje is bij km 6 en de ligging van het vroegere Castellum is bij km 9)
Vorig jaar liep ik de Lions Heuvelloop van 15 km in 1:13:30. Daar was ik best wel blij mee aangezien ik helemaal niet meer op snelheid getraind had en eigenlijk alleen nog maar ‘long, slow distances’ liep.
Des te groter was mijn verbazing dat het een jaar later opnieuw lukte: 1:14:48 netto. Dus net boven de 12 km/uur gemiddeld. De vorm was naar mijn gevoel minder dan die van vorig jaar en bovendien moest ik halverwege nog een plaspauze toestaan van minstens een halve minuut. Natuurlijk moest ik er wel mijn best voor doen. Alle lessen van tijdens de baantrainingen bij Kombijsport, jaren gelden, kwamen weer terug in mijn herinnering: kniehef, loopsprongen, borst en knieën in één lijn…
Het weer heeft waarschijnlijk ook een handje geholpen: ideale temperatuur van een graad of 10 en een licht regentje dat voor extra zuurstof zorgde.
De Lions Heuvelloop is een leuke kleinschalige wedstrijd voor het goede doel. Het parcours loopt voor het grootste deel door het NPZK (Duin en Kruidberg), voor een deel over een dienstweg die normaal niet toegankelijk is. De Schotse Hooglanders van vorig jaar lieten zich overigens dit keer niet zien.
2 april 2018 Lions Heuvelloop 1:14:48 chiptijd 12,03 km/u M prestatie 44 van 87 M overall
Ik moet nog even uitzoeken wat het betekent, maar Sjravele door Limburg op een mooie lentezaterdag is een alleszins plezante en bijzonder relaxte bezigheid. Het koude, zeg maar ijzige weer van de afgelopen weken had plaatsgemaakt voor een voorzichtige lentestemming. Zonnig, bijna geen wind en bijna 14 graden.
Willem Mütze had samen met Annemarie weer een mooie ronde uitgestippeld. Samen met ‘Sjravele 1’ op 14 februari vormde deze loop het alternatief voor de legendarische, maar niet meer georganiseerde ‘Limburgs Zwaarste’ van 100 km. Twee kleinschalige (enige tientallen lopers) en ontspannen (‘we hebben de tijd’) landschapsloopjes, beide startend in Heerlen. De eerste volgt een grote lus naar Vaals, die van vandaag liep over Schin op Geul en Valkenburg. Niet uitgepijld, op een paar krijtmarkeringen na, moest de route op de Garmin gelopen worden. Sommige deelnemers hadden zelf geen navigatie bij zich en hoopten kennelijk bij anderen te kunnen blijven die dat wel hadden. Maar dat viel niet mee vanwege de verschillende tempo’s. Zelf hield ik enige tijd een klein groepje bij elkaar aan de staart van het peloton, dat bij de laatste verzorgingspost toch weer uit elkaar viel. Die verzorgingen waren zoals we van Willem en Annemarie gewend waren: perfect. Om de 10 kilometer troffen we hun camper aan met warme en koude drank, soep, vlak en het onvolprezen sneetje brood met gebakken ei. Alleen dat vormt al voldoende reden om half april mee te doen aan de Castricum Ultraloop!
Al met al een heerlijke tocht door het heuvelachtige Limburgse land dat er deze keer droog en dus goed beloopbaar bij lag.
Ik was vrijdag al afgereisd vanaf mijn werk in Amersfoort en heb overnacht in Eilhold (Nivon) in Heerlen. Prima verblijf en ook de zondag ben ik samen met echtgenote in Schin Op Geul gebleven om nog een dagje na te genieten.
O ja, en wat betekent ‘Sjravele’ nou? Sjravele is ein Limburgs woord veur ónröstig, óngedurig bewaege van emes dae neet sjtil kènt zitte of ligke.
Heuveltje af… (foto: Willem Mütze)
24 maart 2018 Sjravele door Limburg 53,7 km
1050 phm 7u25m 20 van 27 op 53 km, 5 lopers op 42 km, 1 op 32 km) Route Fotoalbum
‘The Little Bear’. Zo noemen de Engelsen de tweede Siberische koude-inval binnen drie weken. Deze ‘kleine Russische beer’ duurde maar drie dagen, de ‘grote’ meer dan een week. De Grote Beer, eind februari, had in Engeland een blizzard ontketend en in Nederland een groot deel van het IJsselmeer met ijs bedekt. De ijzige Oostenwind deed de gevoelstemperatuur toen tot -15 graden dalen.
De Kleine Beer mag er echter ook zijn. Op veel plaatsen bulderde er een stormachtige oostenwind, met op de waddeneilanden windstoten tot 9 Beaufort. Op de Noordzee stond zelfs een volle storm uit het oosten. Na een ijzig weekend in York moest onze veerboot, de Pride of Rotterdam, daar vol tegenop boksen wat een veel langere vaartijd opleverde en een ‘very bumpy ride’. Aan dek was het alleen uit de wind vol te houden.
IJsschotsen in het de duinen bij Kattendel.
Vandaag heb ik na terugkeer van het lange weekendje in Engeland een rondje door de duinen gelopen. Het was nog steeds erg koud, maar de stralende zon maakte veel goed. Ook hier had de Kleine Beer zijn sporen nagelaten. En dat op 19 maart!
Een in de zon blinkende gletscher van bevroren zand
De vanaf het bevroren Markermeer blazende oostenwind was koud, het ijs was hard en het Noord-Hollands landschap was mooi. Daarom zit er niets anders op dan om voor de winterse trainingsmarathon van vandaag opnieuw de Brocken-leus te gebruiken. Ik had de datum van 3 maart al weken geleden gepland voor een lange duurloop via Marken en daarom was het een bijzondere toevalligheid dat net als bij de editie van vorig jaar het ‘Paard van Marken’ door het ijs ingesloten was.
Het ‘Paard van Marken’
Om niet de hele tijd tegen de ijskoude oostenwind in te hoeven lopen heb ik het traject dit keer van noord naar zuid afgelegd. Het startpunt was in Volendam, dat vanaf Amsterdam Centraal in een half uurtje bereikt kan worden via een rechtstreekse busverbinding.
Het haventje van Volendam
Vanaf het haventje van Volendam ging het via een slingerend dijkpad naar Katwoude en vervolgens via Monnickendam naar Marken. Vanaf het begin van de verbindingsweg moest ik om langs de oostzijde van Marken bij het ‘Paard’ te komen over 5 kilometer tegen de ijzig koude wind opboksen. Windkracht 5 á 6 bij enkele graden onder nul leverde volgens het KNMI op dat moment een windchill van bijna -15 Celsius op, en dat is écht koud. Het zicht op het met pannenkoekenijs bedekte IJsselmeer was fenomenaal. Een zeer uitzonderlijke situatie voor begin maart.
De ijzige oostkant van Marken met in de verte de vuurtoren
Het verschijnsel was uitgebreid in de publiciteit geweest en daarom waren er nogal wat mensen op af gekomen. Ook zij moesten de kou ontberen, want de auto hadden ze op de parkeerplaats aan de andere kant van het voormalige eiland moeten achterlaten. Veel fotografen met dure digitale camera’s waarop enorme telelenzen gemonteerd waren. Ook langs de Gouwzee bij Monnickendam was veel belangstelling van het digitale gilde, maar ook van de pers. Want hier deed zich een ander bijzonder fenomeen voor: ijszeilen. Uniek om deze ‘Oudhollandse’ taferelen in deze tijd van klimaatverwarming nog te kunnen zien en het huiveringwekkende knarsen van de ijzers te kunnen horen terwijl de bootjes met tegen de 80 kilometer voorbij stoven.
IJszeilen op de Gouwzee bij Monnickendam
Aan het haventje van Marken, precies halverwege, heb ik een traditionele warme cappuccino met appelgebak genuttigd. Hierna begon het tweede deel van de route. Dat was een stuk minder koud dan het eerste omdat ik de wind meestal schuin in de rug had.
Schaatsers in het haventje van Marken
Bij Uitdam liep ik over het bevroren gras van de buitendijk met ter linkerzijde het riet waarin het opspattende water tot bizarre ijssculpturen was bevroren en rechts de op het IJmeer uitziende bovenste verdieping van de tegen de dijk opgebouwde huizen. Wat benijdde ik de bewoners om het fantastische uitzicht dat zij hadden!
Langs de dijk bij Uitdam. Wie zou zo’n uitzicht niet willen hebben?
Na het fraaie Kinselmeer gepasseerd te zijn over een lange smalle dijk met aan weerskanten water (nu dus ijs) arriveerde ik in Durgerdam met zijn mooie houten kerkje. Vanaf dat punt kwam ik op een voor mij onbekend gedeelte dat via Schellingwoude over de Schellingwouderdijk en de Nieuwdammerdijk naar het IJplein in Amsterdam liep. Ik was verrast door het historische karakter van deze omgeving met zijn oude huisjes, antieke straatlantaarns en parken. En dat zo dicht bij het hart van Amsterdam. Want vanaf het IJplein was het maar een korte overtocht met het gratis pontveer naar het Centraal Station.
En daar kwam dan een eind aan deze mooie duurloop die me verrassend gemakkelijk afging. Maar ook een einde aan deze winter, want de volgende dag zou de dooi invallen, waarna het maartzonnetje snel met het ijs zal afrekenen.
Zicht op Monnickendam vanaf Katwoude
3 maart 2018 Volendam-Marken-Amsterdam 43 km, ca. 5u15m Route
‘Kalt, hart, schön’ is het motto van de Brocken Challenge. Een loop door de winterse Harz die voor een koude start van deze maand zorgde. Hoewel, naar verhouding was deze editie van de BC niet eens zo heel erg koud. -5C bij de start, overdag oplopend tot net onder het vriespunt en aan het eind van de dag, op het 1150 meter hoge plateau van de Brocken wederom enkele graden onder nul. Dat alles met weinig wind. Dat was wel anders in 2012, toen de temperaturen de hele dag tussen de -16 en -12C lagen.
Maar wie had kunnen verwachten dat ‘Kalt, hart, schön’ in de laatste februaridagen ook voor Nederland zouden gelden. Een waarlijk Siberische kou-inval bereikte op 28 februari en 1 maart zijn climax met een harde oostenwind die de gevoelstemperatuur tot onder de -15C deed zakken. En dat is toch wel bijzonder zo laat in het jaar en in deze tijd van steeds zachtere winters. Ondanks de kou was het eigenlijk best wel mooi weer met een stralend zonnetje en een heldere hemel. Veel ijsvorming ook, maar door de harde wind was het ijs te onbetrouwbaar voor grootschalige schaatsactiviteiten. Het hardlopen gaat echter altijd door en zo ook vandaag door de licht besneeuwde polder. In de vroege ochtend was er een sneeuwbui precies over Haarlem getrokken. Het leverde weer mooie plaatjes op.
Langs de Redoute, ten noorden van SpaarndamIJskraag aan de oevers van de Mooie Nel
De 15e editie van de Brocken Challenge was mijn 150e gelopen ultramarathon. Het ging niet vanzelf, maar met de 12u 29m was ik dik tevreden, temeer daar het er even naar uitzag dat ik de finish helemaal niet eens zou gaan halen.
Karakteristiek beeld van het eerste deel van de route. Tussen Landolfshausen en Seulinger Warte (km 12)
De Brocken Challenge (BC) bestaat grofweg uit twee gedeelten. De eerste 42 km van Göttingen naar Barbis heeft het parcours het karakter van een niet al te zware landschapsloop. Alleen de passage over de Hellberg op circa 23 km ‘ist ein bisschen trailig’. De eerste 5 km gaan door het Göttinger Wald omhoog. Hier lagen wat sneeuwresten maar het pad is daar goed beloopbaar. Voor het overige is het tot aan Rhumequelle (km 30) voornamelijk licht golvend akkerland waarover geasfalteerde wegen en paden gevolgd worden.
Dit jaar was de situatie op de Hellberg echter wat moeilijker door de vele omgewaaide bomen die over het pad lagen. Dat was een gevolg van de zware storm Frederike van 18 januari. In het laagland werden toen windstoten gemeten tot boven de 140 km/u, op de Brocken zelfs boven de 200 km/u! We moesten ons tussen de obstakels door een weg banen en dat had tot gevolg dat ik samen met een paar andere lopers verdwaald raakte. Door zo veel mogelijk een een oostelijke en afdalende richting aan te houden kwamen we na enige tijd zowaar weer op de met oranje pijltjes aangegeven route richting Rüdershausen uit.
Chaos op de Hellberg door de talloze omgewaaide bomen
Vanaf Rhumequelle begint het ‘Harzvorland’ met een aantal wat serieuzere heuvels. Hier is het vaak de kille wind die vanaf de besneeuwde Harz omlaag komt die het voor het gevoel onaangenaam maakt. De temperatuur, die bij de start om 06:00 enkele graden onder 0 lag, liep hier op tot net boven het vriespunt. Daar is niet goed op te kleden. Onder de wind- en waterdichte buitenste kledingslaag hoopt zich transpiratievocht op waardoor het hele lijf klam gaat aanvoelen. Maar zonder die buitenste laag is het ook weer de koud. Dus linksom of rechtsom wordt je nooit warm. De enige remedie is dan ook in beweging te blijven. Dat lukte die eerste 42 km trouwens wel, waardoor ik om 11:30 in Barbis arriveerde. Daar heb ik een droge onderlaag aangetrokken die ik in mijn rugzak had meegedragen. Ook het totaal nat geworden windjack heb ik verwisseld voor een ander. Want vanaf hier begint de ‘echte’ BC pas nu we de Hochharz gaan betreden. En dat zou ongetwijfeld betekenen dat ik stukken moest gaan wandelen, waardoor je sneller afkoelt.
Bij de ‘Wasserscheide’ (Steinaër Bach) , het begin van de klim naar de Hochharz (km 45)
De volgende 10 km gaan voortdurend omhoog, het Steinaër Tal volgend. Een mooi stuk van de route langs een snelstromend beekje. Van de hellingen komen kleine watervalletjes naar beneden waarin zich prachtige ijssculpturen hebben gevormd die een tinkelend geluid maken. Vanaf nu is er geen bebouwing meer en behalve een enkele verdwaalde wandelaar kom je geen mens meer tegen.
In het Steinaër Tal (km 50)
Kon ik hier in voorafgaande jaren nog in een dribbelpasje omhoog, dit keer heb ik het hele stuk moeten wandelen. De loopstokken hielpen daarbij wel om er nog enig tempo in te houden. Maar uiteindelijk was daar dan de Jagdkopf waar een geïmproviseerde verzorgingspost was ingericht. Toen ik daar hoorde dat er nog maar 7 lopers achter mij zaten zonk de moed me in de schoenen bij het vooruitzicht van nog 26 zware kilometers ploeteren door de sneeuw. Uitstappen (ja, serieus daar dacht ik aan) was op dit punt gelukkig onmogelijk, dus zat er niets anders op dan maar weer verder te gaan richting Lauschebuche.
Op de Jagdkopf (km 54, hoogte 635m)
Ik werd ingelopen door een klein groepje waarbij ik me wist aan te sluiten. Tijdens de nu volgende lichte afdaling begon ik me weer wat beter te voelen en zonder verdere problemen bereikte ik de post bij Lauschebuche (Braunlage). Een heerlijke post met koffie en hete soep. Ja, en dan, met nog ‘maar’ 18 km te gaan, aan de rand van het Nationalpark Hochharz, begint datgene voelbaar te worden wat ik de ‘aantrekkingskracht van de Brocken’ noem. ‘Wir würden es schaffen!’. De etappes worden korter en afwisselender. Je loopt langs loipen en komt veel afdalende langlaufers tegen. Er ontstaat een alpine sfeer en het sneeuwbedekte landschap is een plaatje. 6 km naar Königskrug, dan nog 4 naar Oderbrück en je staat aan de voet van de Brocken.
Langs de langlauf loipen tussen Königskrug en Oderbrück (km 70)
De resterende 8 km omhoog naar de top van de Brocken is een wandelfeestje. De avond valt en er komt een dichte mist opzetten. Het is geheimzinnig onder de dik besneeuwde sparren. Maar dan, op nog 4 km te gaan, gaat het bijna mis. Er volgt een zeer steile helling (30%) van een paar 100 meter (‘der Rampe’) naar het talud van de Brocken-spoorbaan. Ineens gaat het niet meer. Bij elke stap ben ik buiten adem en voel ik misselijkheid opkomen. Op een gegeven moment moet ik zelfs in de sneeuw gaan zitten. Het is inmiddels bijna donker, er waait een koude wind en het sneeuwt. Ik voel een lichte paniek opkomen. Wat is er aan de hand? Ik weet het niet. Uitputting? Ik sta op en schuifel pasje voor pasje naar boven. Dan realiseer ik me dat het mijn maag is. Te weinig gegeten en te veel koud water uit mijn veldfles gedronken. Ik heb nog een energy bar bij me en probeer deze tegen heug en meug in naar binnen te werken. Dat valt niet mee, want hij is koud en hard geworden. Al kauwend, duizelig en misselijk kom ik boven. Nu volgt er nog een licht stijgende kleine 3 km langs de spoorbaan, die langs een spiraal naar boven gaat. Het gaat weer beter met me. Ik kom afdalende wandelaars tegen die me aanmoedigen en toejuichen. ‘Bravo!’, ‘Super!’. ‘Bald geschafft’. Daar is de Brocken Strasse. De laatste steile meters geven geen probleem. De mistige lucht kleurt rood en oranje. Dat zijn de lichten van het spoorwegstation. Linksaf. Ratels en kreten klinken op uit het duister. En dan doemen de contouren van het Brockenhotel op. En het finishdoek. ‘Ziel’!
Mijn 9e BC is een feit. En daarmee ook de 150e ultramarathon. En dat mag wel even gevierd worden met soep en worst in de warme Goethesaal.
En dan voor de tweede maal omkleden in droge kleding om vervolgens over de donkere Brocken Strasse de 10 km terug te lopen naar Schierke waar de bus naar Göttingen wacht. En ach, dat die bus dan vervolgens na een kwartier met panne langs de weg staat is natuurlijk een futiliteit na deze geslaagde loopdag. Met een vervangende bus werd ik vlak voor middernacht netjes voor mijn hotel afgezet nadat de meeste andere passagiers bij het startpunt waren uitgestapt.
Zoals een van de deelnemers in zijn verslag terecht opmerkte: ‘Die Brocken-Challenge ist längst Kult’.
(Uit de doorkomsttijden blijkt dat ik op de Jagdkopf nog maar 6 (van de op dat moment 175) lopers achter mij had. Daar zat ik dus echt in de staart van het peloton. Uiteindelijk waren het er toch nog 26 die na mij finishten op de Brocken (172), waaruit blijkt dat ik in de laatste 30 km relatief gezien weer wat progressie heb gemaakt.)
10 februari 2018 Brocken Challenge 80km, 1900 phm 12u 29m
Plus 10km Brocken-Schierke
Overall 146/170
M60 4/10 Uitslagen Fotoreportage Arne Bischoff